Geschiedenis van de vorming van Zaanstad aan de hand van voormalige gemeentehuizen / raadhuizen / regthuysen.

In 1811 werd door Napoleon de twee gemeenten Westzaandam (behorend bij de Banne Westzaan) en Oostzaandam (behorend bij Banne Oostzaandam en Oostzaan) tot één nieuwe gemeente samengevoegd, de gemeente Zaandam.

Het raadhuisje van Westzaandam stond op het terrein van de Bullekerk in de Westzijde in Zaandam en is omstreeks 1900 afgebroken. Het raadhuisje van Oostzaandam stond op de plaats waar nu de witte aanbouw is/staat aan de Oostzijderkerk (Zuiderkerkstraat) in Zaandam. Het raadhuisje werd omstreeks 1850 afgebroken en op dezelfde plaats kwam de witte pastoriewoning (aan de Oostzijderkerk dus). Verder heeft de linker van de twee, even verderop in de Zuiderkerkstraat op nr 3, aan elkaar gebouwde “gele” woningen niet alleen ook nog dienst gedaan als pastoriewoning, maar ook dat huis heeft nog gediend als raadhuis van Oostzaandam. Vandaar het wapen van Oostzaandam boven de deur (half afgebouwde boot).De banne van Westsanen (en (later) Crommenie) bestond destijds uit de gemeenten Westzaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk, Wormerveer en Westzaan (5 van de huidige gemeente Zaanstad gemeenten, toen al!). Westzaan was het belangrijkste dorp, het moederdorp, van de banne. Het wapen van de Banne van Westzaan, bestond uit een kroon met 9 parels en twee rode en twee witte leeuwen. Omdat de andere 4 gemeenten onder deze banne vielen, hebben ook zij alle 4 twee rode (de speciaal rode kleur heet KEEL) en twee witte leeuwen. In het wapen van Zaandam komen de wapens van Westzaandam (rechtsboven) en van Oostzaandam (linksonder) terug. Krommenie heeft twee zwarte en twee rode leeuwen, omdat ze al een dorp waren VOORDAT ze bij de Banne van Westzaan kwamen / behoorden. Deze leeuwen komen uit het wapen van het geslacht van Henegouwen.

In Wormerveer heeft het pandje op Noordeinde 18 (“Knapzak”:achter de kerk) ook dienst gedaan als raadhuisje, vóórdat het gebouw op de Stationsstraat 1 het raadhuis/gemeentehuis werd.

Over het wapen van Assendelft (een paard) is enig onduidelijkheid waar dat nou precies vandaan komt. Feit is wel dat in Assendelft geen paarden gebruikt werden (alle vervoer ging over water (geen trekschuiten in Assendelft blijkbaar)) en dat het dus een vreemd wapen is voor een paardloos dorp destijds .

Wat me opviel was dat alle oorspronkelijke voormalige raadhuizen praktisch naast een kerk stonden (behalve over het raadhuis van Zaandijk kon ik dat niet terug vinden).

In 1974 werden de gemeenten Zaandam, Westzaan, Koog aan de Zaan, Zaandijk, Wormerveer, Krommenie en Assendelft tot één gemeente Zaanstad samengevoegd. Daarbij werden de 7 aparte gemeentehuizen voor andere doeleinden in gebruik genomen (zijn alle 7 bewaard gebleven!) en kwam er één nieuw gemeentehuis in Zaandijk, kortweg de Bannehof genoemd (officieel is het het gemeentehuis op het adres: Bannehof 1 in Zaandijk). In 2011 is dit gemeentehuis te klein en betrekt Zaanstad een nieuw gemeentehuis in Zaandam.

Waar zijn de Raadhuizen/gemeentehuizen/regthuysen van Zaanstad en voormalige gemeenten te vinden:

Oostzaandam; Zuiderkerkstraat 3 EN Zuiderkerkstraat, aan de Oostzijderkerk aangebouwd.
Oostzaandam; Zuiderkerkstraat 3 EN Zuiderkerkstraat, aan de Oostzijderkerk aangebouwd.
Zaandam, De Burcht 11
Zaandam, De Burcht 11
Koog aan de Zaan: Raadhuisstraat 86
Koog aan de Zaan: Raadhuisstraat 86
Zaandijk: Lagedijk 104
Zaandijk: Lagedijk 104
Wormerveer: Stationsstraat 1 / Zaanweg 77 (hoek)
Wormerveer: Stationsstraat 1 / Zaanweg 77 (hoek)
EN het raadhuisje daarvóór, Noordeind 18 (KNAPZAK).
EN het raadhuisje daarvóór, Noordeind 18 (KNAPZAK).
Krommenie: Zuiderhoofdstraat 151
Krommenie: Zuiderhoofdstraat 151
Assendelft: Dorpsstraat 370 (-382)
Assendelft: Dorpsstraat 370 (-382)
Westzaan: Kerkbuurt 35
Westzaan: Kerkbuurt 35
ZAANSTAD: Bannehof 1, Zaandijk (oud)
ZAANSTAD: Bannehof 1, Zaandijk (oud)
ZAANSTAD: Provincialeweg100 (t.o. hotel Intell, Provincialeweg 102: Inverdan), Zaandam (nieuw)
ZAANSTAD: Provincialeweg100 (t.o. hotel Intell, Provincialeweg 102: Inverdan), Zaandam (nieuw)

Op de deelfoto linksboven de gemeentewapens als volgt (vlnr): Westzaan/Wormerveer; Krommenie; Koog a/d Zaan; Zaanstad; Zaandam; Wormerveer/Westzaan; Assendelft; Zaandijk.

Dit alles door het maandthema januari 2011. Aan de hand van wat foto’s (tot collages gemaakt door René) heb ik dit verhaal wat levendig gemaakt.

2 gedachten over “Geschiedenis van de vorming van Zaanstad aan de hand van voormalige gemeentehuizen / raadhuizen / regthuysen.”

  1. Om het verhaal compleet te maken:
    De onderstaande tekst is afkomstig van Wikipedia:

    Oostzaan:
    Oostzaan is ontstaan als lintdorp bestaande uit de buurtschappen Noordeinde, Kerkbuurt en Zuideinde. Het lintdorp ontwikkelde zich na de ontginningen van het gebied langs de Zaan in de 11e tot de 13e eeuw. Het dorp wordt in 1306 gemeld als Oostsaenden. De benaming kan zowel duiden op dat het ten oosten van de rivier de Zaan is gelegen of ten oosten van het later verdwenen dorp Zaanden (ook wel Saenden, Oud-Zaanden of Oud-Saenden genoemd). Te midden van het dorp werd een kerk gebouwd op deze wijze ontstond ook de buurtschap Kerkbuurt. In 1403 krijgt de poorter van Haarlem, Simon van Zaenden het ambachtsheerschap over Oostzaan van graaf Albrecht van Beieren, net voor diens dood. In 1573 werden tijdens de Tachtigjarige Oorlog staken Spaanse soldaten in Oostzaan de Kerk, vele huizen en de meelmolen Het Wapen van Oostzaan in de brand. Allen werden uiteindelijk weer herbouwd in de jaren daarna.Het dorp groeide over de eeuwen in iets wat in zuidelijke richting. Later ontstond bij de overtoom aan het IJ net als bij Westzaan een eigen buurt. Dit ontwikkelde zich al snel uit tot een echt eigen buurt, deOostzaner Overtoom. Kerkbuurt raakte onderverdeeld in een Westerkerkbuurt en Oosterkerkbuurt en op de grens met Zuideinde was er De Kathoek. In 1729 kochten de regenten van Oostsanen en Oostzaandam de Ambachtsheerlijkheid Oostsanen van de Staten van Holland en West-Friesland voor f 100.000. In 1786 vind er in de Banne Oostzaan een watersnoodramp plaats. De dijk Achterdichting, waarvan het octrooi in 1625 was verleend bezwijkt waardoor de hele Banne onderwater liep. Op 4 februari 1825 werd Oostzaan opnieuw getroffen door een watersnoodramp, ditmaal doordat de Zuiderzeedijk bij de Stenen Beer van Durgerdam doorbrak, een vrij groot gebied van Waterland liep helemaal onderwater, waaronder ook Oostzaan.Op 16 januari 1916 werd Oostzaan wederom getroffen door een watersnoodramp, ditmaal liep het water gewoon over de Luyendijkje, waarvan het octrooi in 1589 was verleend, heen. De dijken bij Uitdam, Durgerdam en Katwoude waren eerder al, in de nacht van 13 op 14 januari doorgebroken. Op 16 februari liep de polder opnieuw onder door een stevige storm. Pas op 24 maart kon worden begonnen met de polder droog te maken, een karwei dat op 1 april klaar was. Ambachtsheerlijkheid Oostsanen bestaande Oostzaan, Oostzaandam en Haaldersbroek wordt in 1806 opgeheven. En Oostzaan wordt daarna een zelfstandige gemeente. Voor de uitbreiding van de stad Amsterdam boven het IJ werd in 1921 een deel van Oostzaan opgekocht door de gemeente Amsterdam. Het betrof het gebied van de Oostzaner Overtoom en IJ-polder VIII, met een stuk van het Zuideinde. Zo ontstond Tuindorp Oostzaan. In die eeuw, de 20e eeuw groeit Oostzaan zelf ook, met name de Kerkbuurt en het noordelijke deel van Zuideinde. Die kern van nieuwbouw is ook de basis van het dorpscentrum van Oostzaan geworden.Binnen de gemeente Oostzaan was er vroeger, tot even voorbij halverwege de 20e eeuw, een soort van diversiteit aan en onder de Oostzaners. Namelijk de Noordelingen afkomstig uit het noorden (Noordeinde – De Haal – De Heul – Achterdichting) en de Kerkbuurters afkomstig uit het gebied rond de Grote Kerk (Kerkstraat- Kerkbuurt). Ook was er verschil tussen de Kerkbuurters en de Noorderkerkbuurters, dit is een deel dat meer richting het Noordeinde loopt. En tot slot de Zuiderlingen afkomstig uit het gebied Zuideinde. Het was geen strijd onderling, maar zo kon men altijd horen, dan wel aan de achternaam zien waar men vandaan kwam. Als men van buiten verhuisde naar Oostzaan werd men niet of moeilijk geaccepteerd door de Oostzaners (geboren en/of getogen) Men was dan een importer.Met name Zaandammers (Bunzingen) en anderen van die kant van de Zaan waren niet geliefd in het dorp. Amsterdammers werden wat meer geaccepteerd, maar ook zij waren geen Oostzaners en dus hadden ze het moeilijk ‘aarde’ in het dorp. Noordeinde en de Haal en de Heul zijn nog als vanouds, met oude wegsloten in de Haal, maar de rest van Oostzaan is drastisch veranderd. Het heeft zijn oude wegsloot moeten inleveren voor een drukke doorgaande weg, de Kerkstraat. Dit was nodig vanwege de strategische ligging van Oostzaan ten opzichte van Amsterdam en Zaandam
    ____________________________________________
    Reactie van Marco op 16 Januari 2011 op 21.59
    Ja Hugo, daar heb je helemaal gelijk in. Vond ik zelf ook wel nadat ik het had geplaatst. Tijdens het opmaken van de tekst leek het nog wel mee te vallen. Ik heb zelfs nog onderdelen over het geloof en politiek weggelaten. Maar goed deze website gaat over de Zaanstreek. Ik kan mij zo voorstellen dat er “Zaanstatters” (fonetisch) die de geschiedenis van dit noordelijk deel van de Zaanstreek niet kennen. Zelf ben ik daar wel altijd in geïnteresseerd dus om die reden heb ik het laten staan en geen wijzigingen meer doorgevoerd.
    ____________________________________________
    Reactie van Hugo op 16 Januari 2011 op 21.33
    @Marco: op jouw epistel kun je zowat promoveren! Voor wie het niet kwijt wil raken: kopiëren en als Word-document opslaan.
    ____________________________________________
    Reactie van Marco op 16 Januari 2011 op 21.15
    Hmmm, dat is wel erg veel commentaar… En ik heb nog wel het een en ander weggelaten.
    ____________________________________________
    Reactie van Marco op 16 Januari 2011 op 21.13
    Erg leuk Willy,

    Hierbij wil ik het Wormerlandse deel van de Zaanstreek voor mijn rekening nemen. Tenslotte bestaat de Zaanstreek uit drie gemeentes. Te weten Zaanstad, Oostzaan en Wormerland.
    De onderstaande informatie is afkomstig van de website van de gemeente Wormerland:
    Wormer:
    Wormer was een zelfstandige gemeente behorend bij de Zaanstreek. In de jaren ’70 is met succes samenvoeging met de gemeente Zaanstad tegengehouden. In 1991 is door samenvoeging met de gemeenten Jisp , Wijdewormer en Wormer waartoe het buurtschap Oostknollendam behoorde de gemeente Wormerland ontstaan. Wormerland heeft een landelijk als een industrieel karakter.
    Over de ouderdom van Wormer bestaat geen zekerheid. Er is wel enige strijd over geweest. Van een zogenaamde ‘blaffert’, een goederenlijst van de oude kerk van Utrecht, zijn enkele kopieën bewaard gebleven uit resp. 1075 (de ‘Egmondse Codex’, die zich in het British Museum in Londen bevindt) en omstreeks 1170 (het ‘Liber Donationum’, nog in Utrecht). Beide lijsten zijn gekopieerd van een oorspronkelijk tussen 777 en 866 geschreven stuk. In dit waarschijnlijk 9e-eeuwse manuscript kwam de naam ‘uueromeri’ voor. De uitleg hiervan schiep verwarring. Sommigen verdedigden met vuur dat hiermee Wormer werd bedoeld, anderen meenden dat het om Overmere, in het Gooi, ging. De juistheid van deze opvattingen kon niet worden bewezen.
    Is er dus geen bewijs dat Wormer al in de 9e eeuw bestond, met zekerheid mag worden aangenomen dat er in de 11e eeuw bewoning was. In een goederenlijst van de abdij van Egmond uit 1063 wordt ‘Weremere’ genoemd over de betaling van tienden. Deze bewoning zal zich aanvankelijk nabij het Oosteinde hebben geconcentreerd; daar zou later ook de dorpskern komen. Archeologische vondsten bevestigen dit. Vergeleken met het huidige Wormer heeft de meeste bebouwing vroeger misschien oostelijker gelegen. Het meer de Wijde Wormer (in 1626 drooggelegd) heeft veel land weggeslagen. Het is denkbaar dat ‘het eerste Wormer’, een vroeg-middeleeuwse vissersnederzetting daardoor in de golven is verdwenen. Hoe het ook zij, het dorp leefde in het begin van de binnenvisserij. Daaruit kan in de 15e eeuw haringvisserij zijn ontstaan.
    Wormer was niet altijd zelfstandig. Tussen 1518 en 1611 hadden Jisp en Wormer een gemeenschappelijk bestuur. Jisp dat in de 16e eeuw groter en rijker werd, deed in 1611 een met succes bekroonde poging een zelfstandige banne te worden. Deze scheiding werd in 1729 nog eens bevestigd doordat Wormer toen voor ¦ 16.000,– de ambachtsrechten kocht van de Staten van Holland en West-Friesland. Jisp deed hetzelfde voor zijn eigen gebied en betaalde ¦ 10.000,–. Het was wrang voor de inwoners van Wormer dat hun dorp, ondanks hun verzet, tenslotte toch deel ging uitmaken van de grotere bestuurlijke eenheid Wormerland. Het is aardig te memoreren dat de samenvoeging van Jisp, Wijdewormer en Wormer al vlak voor de Tweede Wereldoorlog is geopperd. Het uitbreken van deze oorlog verhinderde verdere uitwerking van deze plannen, vastgelegd in een rapport van de Commissie Ter Veen.
    Wapen
    Het wapen van Wormer heeft nogal eens de pennen in beweging gebracht. De officiële omschrijving luidt: een hoofd van goud op een azuur(=blauw) veld. Voor dit ‘verbonden hoofd’, zoals het wapen in de volksmond heet, zijn verschillende verklaringen in omloop. Dit is mogelijk doordat een document over de verlening van het wapen ontbreekt. Misschien het meest geloofwaardig is een theorie die zich baseert op het oudst bekende dorpszegel, waarvan enkele afdrukken uit de 13e eeuw bewaard zijn gebleven in Amsterdam en Alkmaar.
    Bestudering van deze afdrukken maakt het waarschijnlijk dat er een Christushoofd is afgebeeld. Het wapen zou dus een middeleeuwse verwijzing zijn naar het christelijk geloof . Hendrik Soeteboom was in 1658 een andere mening toegedaan. Hij stelde dat Wormer zijn wapen kreeg van graaf Floris V, door het heldhaftige verzet van de inwoners tegen de Westfriezen. Het afgebeelde hoofd zou het (afgehakte) hoofd van een Westfriese hoofdman zijn geweest, dat aan Floris was aangeboden.
    In de archieven wordt nergens melding gemaakt van de verlening van een wapen door Floris V, zodat Soeteboom’s uitleg twijfel verdient. Dat geldt in nog sterkere mate voor de theorie dat het hoofd van een Spaanse hopman is afgebeeld, in 1574 afgehouwen door Jan Gerritsz., een Wormer weesjongen, en vervolgens aangeboden aan Diederik van Sonoy. Niet alleen de verwijzing naar het 13e-eeuwse dorpszegel, maar ook het feit dat het Wormer wapen al tenminste enkele jaren voor Jan Gerritz’s gruwelijke initiatief de afbeelding van een hoofd bevatte, maakt deze verklaring tot een fabel. In de loop der eeuwen is het omstreden hoofd meermalen van uiterlijk veranderd.

    Oostknollendam:
    Buurtschap of klein dorp, behorend tot de gemeente Wormer (in 1991 Wormerland), vroeger tot de Banne van Wormer; tweelingdorp van Westknollendam, waarvan het door het meest noordelijke deel van de Zaan is gescheiden. Er heeft nooit een aparte gemeente Knollendam of Oostknollendam bestaan.
    Over Oostknollendam is weinig gepubliceerd; de schaarse gegevens zijn alleen verspreid te vinden. C. Mol, die de geschiedenis van Wormer beschreef, wijdde slechts enkele pagina’s aan de buurtschap. Zijn aandacht ging vooral uit naar de vroegere dam in de Zaan, waaraan het dorp zijn naam te danken heeft.
    De tweelingdorpen waren tot de Tweede Wereldoorlog meer dan nu op elkaar aangewezen. De kerk stond aanvankelijk in Westknollendam, de pastorie aan de oostkant van de Zaan. Ooit hadden beide buurtschappen een eigen school, maar sinds het begin van de 19e eeuw werd het onderwijs alleen in ‘oost’ gegeven. Voor het onderlinge verkeer was men aangewezen op een veer. Deze met een roeiboot onderhouden veerdienst bracht weinig op, de pacht heeft daardoor nooit meer dan enkele guldens per jaar bedragen.
    Voor hun inkopen zijn de inwoners op Wormer en de Zaangemeenten georiënteerd.
    Doordat Oostknollendam geen zelfstandige gemeente was en is, is de omvang niet nauwkeurig aan te geven (er zijn geen gemeentegrenzen). Dit betreft vooral de oostelijke begrenzing. De Schaalsmeer, drooggelegd in 1634, hoort bij het buurtschap. De ringsloot hiervan gaat op de noordoosthoek over in een naar het noorden lopende sloot. Deze ‘grenssloot’ loopt tot de grens met Jisp, iets ten zuiden van de boerderij ‘Elfenrune’. De Knollendammervaart wordt voor ongeveer de helft tot Oostknollendam gerekend. Dat geldt niet voor het deel van de Markerpolder ten westen van deze vaart, dat tot de gemeente Wormer behoort.
    Cijfers over het aantal inwoners zijn schaars, doordat een afzonderlijke gemeentelijke administratie ontbreekt. Tot 1796 zijn slechts gegevens van Oost- en Westknollendam gezamenlijk bekend. In 1543 woonden er niet meer dan 18 personen in beide gehuchten tezamen, maar in 1635 waren dat er 220, terwijl dit aantal in 1796 waarschijnlijk verdubbeld was (er werden toen namelijk 250 inwoners in Oostknollendam alleen geregistreerd). In 1845 was het aantal Oostknollendammers tot 180 afgenomen. In 1989 woonden er 680 personen in een buurtschap.
    Ook van de vroegere kerkelijke gezindheid is geen duidelijk beeld te geven. Vermeld is dat er in 1796 (250 inwoners) 70 gereformeerden en 36 doopsgezinden waren, maar daaronder waren de kinderen waarschijnlijk niet inbegrepen. Van der Aa gaf voor het jaar 1845 enkele cijfers voor Oost- en Westknollendam gezamenlijk: 200 gereformeerden (hervormden) en 30 doopsgezinden. De hervormden deelden hun kerk met 100 inwoners van Markenbinnen. Hoewel Van der Aa ook katholieken noemde, vermeldde hij geen aantal.
    Het lijkt aannemelijk dat zich direct na de aanleg van de Knollendam enige bewoning aan de oost- en westkant van de Zaan heeft gevestigd. Toen deze dam in 1374 werd doorsluisd, was dit een gunstig punt voor een herberg. Hoe logisch deze veronderstelling ook lijkt, toch waren er in 1543 slechts drie ‘haardsteden aan de oostkant’ van de dam. Even opmerkelijk is dat zich in Oostknollendam, dat toch aan een drukbevaren scheepvaartroute lag, in de 17e eeuw nauwelijks industrie ontwikkelde. Er heeft geen enkele molen gestaan, in tegenstelling tot Westknollendam dat enkele oliemolens telde. Was de oostoever van de Zaan ongunstig voor de zeilvaart als ‘lage wal’? Dr. M.A. Verkade veronderstelde dat de weinige bewoners zich rond het midden van de 16e eeuw vooral op de binnenvisserij hadden toegelegd. Deze is tot ver in de 19e eeuw van belang gebleven.

    Aan het einde van de 17e eeuw heeft de walvisvaart een aantal inwoners werk verschaft. In 1702 werden drie walvisvaarders uitgereed, die in dat jaar niet minder dan 38 walvissen aanvoerden. In een koopakte uit 1686 worden een traankokerij en een pakhuis in Oostknollendam genoemd. Toen de walvisvaart in de 18e eeuw geleidelijk terugliep, is men zich blijkbaar steeds meer op de veeteelt gaan toeleggen. Knollendam (Oost- en West- te zamen) had halverwege die eeuw zelfs de grootste veestapel van de Zaanstreek. De melk werd niet uitgevent, maar vooral tot kaas verwerkt (1796). De watersnood van 1717, de veepest van 1744 en een volgende epidemie onder het vee in de jaren 1769-1772 zullen grote zorgen met zich hebben meegebracht, hoewel Oostknollendam minder in verval raakte dan Wormer en Jisp (zie aldaar). Mogelijk is door de Oostknollendammers geprofiteerd van de toen opkomende graanhandel als venthandel: met hun schuiten konden zij heel Holland bereiken. Pas aan het eind van de 19e eeuw ontstond er enige industrialisatie in het buurtschap. In 1913 werd de kaasfabriek ‘Nooit Gedacht’ gebouwd en in de jaren daarna kwam er een meubelfabriek, die aan 30 mensen werk verschaften maar in de crisis werd gesloten.
    Over de huidige beroepsbevolking is weinig meer bekend dan dat deze grotendeels in de Zaanse bedrijven en elders (Amsterdam) werkt. De middenstand heeft zich geleidelijk uit het dorp teruggetrokken. Tussen 1952 en 1977 vertrokken er 3 kruideniers, 2 bakkers, 1 manufacturier, 1 slager, 1 groenteman en nog 2 andere winkeliers. De bevolking, toegenomen doordat inmiddels nieuwbouw plaats had (men kwam van elders omdat wonen op het platteland aantrekkelijk werd gevonden), is overwegend op Wormer en de overige Zaangemeenten aangewezen.

    Jisp:
    Tot 1991 zelfstandige gemeente, ten oosten van de Zaan, op de grens van Zaanstreek en Waterland. Het dorp is, gezien zijn verleden, te beschouwen als behorend bij de Zaanstreek. Jisp is met nog geen 1000 inwoners verreweg het kleinste dorp binnen deze Zaanstreek. De buurtschap Spijkerboor behoort bij deze (in 1990 nog zelfstandige) gemeente.

    Ofschoon er voldoende aanleiding bestaat om Jisp tot de Zaanstreek te rekenen, is de gemeente na de oorlog bestuurlijk steeds meer op de regio Purmerend gericht. Al vóór de oorlog was een groot deel van de inwoners voor hun inkopen op deze Waterland-gemeente aangewezen. Dit kwam vooral door het ontbreken van voorzieningen in de eigen plaats en het nabijgelegen Wormer. Sinds het aantal winkels in Wormer toenam, richt een groot deel van de bevolking van Jisp zich op deze gemeente, mede gestimuleerd doordat Jisp en Wormer vrijwel onmerkbaar in elkaar overlopen.
    Ook uit de dagbladen die de bevolking van Jisp leest blijkt dat bewoners voornamelijk op de Zaanstreek zijn gericht. Een onderzoekje in augustus 1989 wees uit dat de (toen nog) Zaanse Typhoon twee maal zoveel wordt gelezen als de Waterlandse Nieuwe Noordhollandse Courant. De lezers van de NNC bleken bovendien vooral in Spijkerboor te wonen.
    De verwarring over de vraag of Jisp al dan niet bij de Zaanstreek moet worden gerekend is al oud. Loosjes nam het dorp niet op in zijn ‘Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen’ (1794), maar ruim vijftig jaar later betrok Jacob Honig Jansz. Jr. het dorp in zijn ‘Geschiedenis der Zaanlanden’ nadrukkelijk wel bij de Zaanstreek. Kruijt, van Braam en Van der Woude erkennen dat het dorp aan de periferie van de streek ligt en wezenlijk afwijkt van de geïndustrialiseerde kern, maar rekenen Jisp desalniettemin tot de Zaanstreek. Desondanks was het beleid van de provinciale en de rijksoverheid er sedert 1980 op gericht Jisp op te laten gaan in een Waterland-gemeente, die waarschijnlijk Wormerland zou gaan heten. Naast Jisp zouden ook Wormer en Wijde Wormer tot deze gemeente gaan behoren. Men meende dat deze samenvoeging noodzakelijk was aangezien het lokale bestuur van kleine gemeenten zo versterkt kon worden, voorzieningen gehandhaafd konden blijven en beter tegenspel aan grote buurgemeenten en hogere overheden kon worden geboden. Gedeputeerde Staten kwamen tot de conclusie dat gemeenten minimaal 6000 inwoners moesten tellen om een minimum aan taken zelfstandig uit te kunnen voeren. Het voorgestelde Wormerland zou 13.500 inwoners krijgen. Tegen de voorgenomen samenvoeging is uit de drie gemeenten fel protest gekomen. Vooral uit Jisp werd verscheidene malen geprobeerd ‘Haarlem’ en ‘Den Haag’ van hun voornemen af te brengen. In februari 1988 zei tijdens een telefonische enquête 61,4% van de in de drie dorpen ondervraagden ‘nee’ tegen de samenvoeging; in Jisp was dat percentage 94,2%. De samenvoeging kreeg in 1991 zijn beslag.
    Naam
    De oorsprong van de naam ‘Jisp’ is onduidelijk. De meeste auteurs verwijzen naar een water dat nabij de laat-middeleeuwse nederzetting moet hebben gestroomd. Soeteboom stelde (in 1658) dat hij dit riviertje nog heeft aanschouwd, maar het is zeker dat dit onmogelijk waar kan zijn.
    De naam ‘Jisp’ is op verschillende manieren gespeld: Gispe (1328), Gyspe (1344), Jhispe (1438), Jhisp (1505), Gijsp (1561), Ysp (1593), Jesp (1658), Isp (1658) en Gisp (1658). Volgens Soeteboom leerde ‘meester Pieter Kas’ zijn leerlingen de huidige spelling ‘Jisp’. Eén onderzoeker stelde dat de naam Gispe een verwijzing zou inhouden naar ‘gistend water’. De letter ‘e’ aan het einde van de naam zou dan een verkorting zijn van ‘apa’ (water).
    Wapen
    Het wapen van Jisp bestaat uit een gouden lepelaar op een blauw (azuur of lazuur) veld. De lepelaar moet oorspronkelijk wit zijn geweest, terwijl het veld geen vaste kleur had. Het wapen, dat al in 1570 bestond, werd in 1816 door de Hoge Raad van Adel in de rijkskleuren bevestigd.
    De afbeelding op het wapen is in het verleden op twee manieren verklaard. Volgens de oudere schrijvers hielden de Jispers in het verleden zelf lepelaars, vanaf het midden van de 19e eeuw houdt men het erop dat de polder Jisp jaarlijks bezoek kreeg van een grote kolonie van deze vogels.
    Spijkerboor:
    Gehucht bij de kruising van het Noordhollands Kanaal, de Knollendammervaart en de Beemsterringvaart. Bij de gemeentelijke herindeling van Waterland onderdeel van Wormerland geworden (daarvóór tot Jisp behorend). De indeling bij Wormerland leidde toe protesten. Een aantal bewoners wilde liever bij Graft-De Rijp, waar het buurtschap sterk op georiënteerd is. De buurtschap ligt in vier polders: Kamerhop, Beemster, Starnmeer en Wormer, Jisp en Nek. Het gemeentebestuur van Graft-De Rijp bepleitte na de samenvoeging de hele Starnmeer bij zijn gemeente te voegen.
    Over de vroege geschiedenis van de buurtschap zijn weinig gegevens bekend. Zeker is dat er reeds voor de droogmaking van de Beemster (1612) en de Starnmeer en Kamerhop (1643) enige bewoning was (bijvoorbeeld langs de Kamerhop). De eerste bewoners van de gemeenschap (mogelijk in de 16e eeuw) zullen vissers zijn geweest, in de Beemster en Starnmeer. Na de inpoldering van deze meren werd het boerenbedrijf de belangrijkste bestaansbron. In een 18e-eeuwse vermelding wordt geschreven over ‘keuterboeren’ te Spijkerboor.
    Een impuls was het gereedkomen van het Noordhollands Kanaal. Allereerst toen tijdens de aanleg van dit kanaal een aantal zogenoemde ‘polderjongens’ in keten in het gehucht werd gehuisvest, en vervolgens toen de buurtschap een aanleg- en zelfs een stapelplaats werd voor trekschuit-, en beurtvaarders. Met name op dinsdagen (Purmerender veemarkt) was het er druk.
    Een nieuwe stimulans voor de gemeenschap was de bouw van Fort Spijkerboor aan het einde van de 19e eeuw. Ook de mobilisatie voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog en voor de Tweede Wereldoorlog betekende een verhoging van activiteiten in Spijkerboor.
    Rond 1850 woonden circa 50 mensen in de buurtschap, in 1990 waren dat er 90. Het merendeel van de beroepsbevolking werkt in het boerenbedrijf; in 1989 stonden er 20 boerderijen. Kerkelijke verhoudingen zijn niet bekend; bij verkiezingen zijn PvdA en CDA traditioneel de grootste partijen. In Spijkerboor zijn acht verenigingen aanwezig, die samenwerken in de Spijkerboorder Gemeenschap. Deze organiseert onder meer jaarlijks twee ‘dorpsdagen’. De Spijkerboorder Gemeenschap beijverde zich met succes voor het behoud van het in 1787 gebouwde Heerenhuis. In 1985 besloot het bestuur van de polder Starnmeer en Kamerhop de voormalige vergaderplaats van de poldermeesters over te dragen aan de gemeente Jisp.

    Wijdewormer:
    Wijdewomrer is een voormalig meer en is in 1626 (na een mislukte poging in 1624-1625) drooggemalen en sindsdien een waterschap, dat tenslotte in de jaren ’80 van de 20e eeuw bij de samenvoeging tot het waterschap De Waterlanden werd betrokken.
    De Wijde Wormer, met een oppervlakte van ongeveer 1514 hectare, is geheel omgeven door een ringvaart (aan de oostelijke zijde na de watersnood van 1825 afgedamd). In het noorden wordt het waterschap begrensd door het voormalige heemraadschap Wormer, Jisp en Nek, in het westen door de Enge Wormer en de Kalverpolder, in het zuiden door de polder Oostzaan en in het oosten door de banne Purmerend. Het wordt doorsneden (feitelijk in tweeën gedeeld) door de A7 naar Purmerend, aan welke gemeente de Wijde Wormer ook grenst.
    Het waterschap kreeg een eigen status als gemeente Wijdewormer en werd als zodanig per 1 januari 1991 met Wormer en Jisp samengevoegd tot Wormerland. Al eerder, van 1811 tot 1815, waren Jisp en Wijdewormer korte tijd in één gemeente verenigd.
    De in het gebied wonende bevolking (tezamen ruim 1300 personen) woont verspreid in de hele polder; alleen in de buurtschap Nek (ook gespeld als Neck), in het noordoosten, bevindt zich een concentratie van woningen. De bronnen van inkomsten zijn voornamelijk de veeteelt en sinds kort ook de bloembollencultuur en er zijn enkele transportbedrijven gevestigd. Door de agrarische achtergrond was de bevolking van oudsher op (de veemarkt van) Purmerend georiënteerd.
    Waterschap en gemeente worden niet beschouwd als behorend tot de Zaanstreek en worden hier om die reden niet uitvoerig behandeld. Wel is een klein deel (de zogenoemde Kalverhoek), met sportterreinen, gelegen in de driehoek tussen ringdijk, A7 en Leeghwaterweg als een soort enclave bij Zaanse verenigingen in gebruik. Te memoreren is het Natuurbad Wijde Wormer, gelegen op de plaats waar de zuidelijke dijk bij de overstroming in 1825 brak, dat na de Tweede Wereldoorlog mede door Zaanse gemeenten werd gefinancierd, maar door hoge kosten werd gesloten. Thans is daar een golfterrein aangelegd, grenzend aan de hockeyvelden die eigendom zijn van de Zaanse vereniging ‘De Kraaien’.
    Het wapen van de gemeente Wijdewormer bevatte een schaap, met een klaverblad in de bek.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *